Ik weet nog precies wanneer ik voor het eerst dacht: Hm. Dit is niet meer normaal moe. Ik zat in de collegezaal – of nou ja, ik zat er fysiek – maar ik hoorde niks meer van wat er gezegd werd. Mijn hoofd was leeg én vol tegelijk. Alles ruiste. En toen de docent iets vroeg, keek ik hem aan alsof hij in het Fins sprak.
“Ik ben gewoon moe,” zei ik tegen mezelf. “Een paar goede nachten slapen en het komt wel goed.” Spoiler: het kwam niet goed, ik had een burn-out.
Geen tijd om stil te staan
Mijn dagen bestonden uit college, leren, deadlines, bijbaan, boodschappen, en ’s avonds nog even doordoen. Ik werkte in de horeca, vaak tot laat. Niet omdat ik het zo leuk vond, maar omdat ik schulden had. Studieschuld, openstaande rekeningen, roodstand. Keuzes had ik nauwelijks.
Op een gegeven moment begon ik dingen te vergeten. Kleine dingen eerst – sleutels, afspraken, namen. Toen grotere dingen: werkroosters, tentamendata, of of ik überhaupt gegeten had die dag.
En ik bleef maar zeggen: ik ben gewoon moe.
De signalen die ik negeerde
- Trillende handen. “Koffie,” dacht ik. Of te weinig gegeten.
- Hartkloppingen in de supermarkt. “Stress,” dacht ik. Logisch, toch?
- Prikkelbaarheid. “Hormonen.” Of mijn huisgenoten die gewoon irritant waren.
- Huilbuien om niks. “Pfff. Hormonen, again.”
Maar de echte klap kwam toen ik een paniekaanval kreeg in de trein. Niks bijzonders gebeurd. Gewoon een volle coupé, een beetje lawaai, en ineens was ik er niet meer. Mijn ademhaling sloeg op hol, mijn handen tintelden, mijn zicht werd wazig. Een vrouw tegenover me vroeg of het wel ging. Ik kon niet antwoorden.
En toen zei iemand het hardop
“Ik denk dat je richting een burn-out gaat.”
Het was mijn studieloopbaancoach. Ik was bij haar omdat ik me had ziekgemeld voor de vierde keer in een maand. Ze keek me aan zoals niemand me de afgelopen maanden had aangekeken – niet als iemand die faalt, maar als iemand die op is.
En daar kwam de klap. Niet omdat ik het niet wist, maar omdat iemand het hardop zei.
Wat ik toen deed?
Helemaal niks. Eerst huilde ik drie dagen. Toen begon ik langzaam te praten. Met de huisarts. Met een psycholoog. Met mensen die ik vertrouwde. En nu, maanden later, weet ik: ik was niet gewoon moe. Ik was op. En ik ben er nog niet, maar ik ben onderweg.
Lees ook:
- Regenbooggezin of gewoon gezin? Waarom we niet anders zijn
- Het plannen binnen een gezin, hoe doen al die moeders dat toch?
- Stress, paniek, vergeetachtigheid
Herken jij de eerste signalen van een burn-out?
#nospon