In juni 2017 kwam het boek ‘Onderduiken bij de bezetter. Overleven was al verzet in de 2e Wereldoorlog. Arbeidsdienstkampen in Sellingen, Ter Apel & Ommen’ uit, geschreven door P.H. Palmbergen. De kaft meldt verder nog: “64 NAD kampen zijn vergeten! Hier is deze geschiedenis uit WO2 voor u.”
De afkorting NAD in de titel staat voor “Nederlandse Arbeidsdienst.” Via deze dienst probeerden de Duitsers tussen de zomer van 1940 en 1944 Nederlandse (jonge)mannen warm te maken voor het nationaalsocialistische gedachtegoed.

Een grijs gebied tussen “goed” en “fout”

P.H. Palmbergen bespreekt in het eerste gedeelte van het boek de opkomst van de NAD, het functioneren van de dienst gedurende de eerste vier bezettingsjaren en het feit dat het streven van de Duitsers om de Nederlandse jongvolwassenen op te voeden tot ware nationaalsocialisten mislukte. Dit biedt een context voor de tweede gedeelte van het boek, dat vooral bestaat uit herinneringen, brieven, persoonlijke verhalen en foto’s van mensen die tijdens de bezetting lid waren van de Nederlandse arbeidsdienst.
De rode draad in het boek van Palmbergen is dat een lidmaatschap van de NAD niet simpelweg als “fout” te kwalificeren valt. Zoals hij zelf zegt op de achterkant van zijn boek: “de werkelijkheid was minder zwart-wit dan velen denken”. Oftewel: tussen “goed” (het verzet) en “fout”(collaboratie vanuit een oprechte, innerlijke overtuiging) bestond in de Tweede Wereldoorlog een groot, grijs gebied.

Aanvulling op de bestaande literatuur

Het onderwerp van het boek is interessant. Over de geschiedenis van de NAD en het leven in de kampen van deze dienst zijn in de afgelopen decennia niet veel boeken verschenen. Het eerste uitgebreide werk over dit onderwerp zag het licht in 2004. Dit boek heet “De Nederlandse Arbeidsdienst, 1940-1945. Ontstaan, opkomst en ondergang, en is geschreven door Willem F. van Breen. Omdat gedurende de Tweede Wereldoorlog tienduizenden mannen in ieder geval werden geprest tot aanmelding bij de NAD, kan wat extra aandacht voor dit onderwerp geen kwaad.

Moeilijke keuzes

Bovendien kan het mensen helpen wanneer zij horen of lezen dat mensen tijdens de jaren 1940-1945 soms moeilijke keuzes moesten maken, en dat er niet altijd een duidelijke scheidslijn te trekken valt tussen “goed” en “fout”. Uit eigen werkervaring weet ik dat er nu, bijna 75 jaar nadat de Tweede Wereldoorlog is afgelopen, kinderen, kleinkinderen en tegenwoordig zelfs achterkleinkinderen van Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt zijn, die in hun dagelijks leven achtervolgd worden door de keuzes van hun vader, moeder, opa, oma of overgrootouders in de jaren ‘40-’45. Voor deze mensen kan het een opluchting zijn als ze merken dat beslissingen in de Tweede Wereldoorlog vaak niet eenvoudig waren, en dat hun familielid in de Tweede Wereldoorlog niet vanuit een innerlijke overtuiging “de kant van de Duitsers” gekozen had.

Bijvoorbeeld: een familie gaat er al decennia onder gebukt dat een familielid tijdens de oorlog lid was van de NSB. Het kan dan veel uitmaken als ze horen dat hij in de oorlog een kleine zelfstandige was, die zich aan het begin van de bezetting niet aansloot bij de NSB omdat hij het eens was met het nationaalsocialistische gedachtegoed, maar omdat hij donkere tijden voorzag voor zijn gezin en hij hoopte dat deze partij zou maken dat hij zijn uitgebreide kinderschare elke dag te eten kon blijven geven.

De dienst name bij de NAD, of weigering daarvan, is door ons evenmin altijd simpelweg als “goed” of “fout” te kwalificeren. Zo gebruikte de Duitsers vanaf 1942 in toenemende mate dwang bij het werven van nieuwe (mannelijke) leden voor de NAD. Voor sommigen was het nog het beste van “twee kwaden”. Daarnaast weerstonden de mannen in de NAD kampen over het algemeen de pogingen van de kampleiding om zich over te geven aan het nationaalsocialistische gedachtegoed.

Dapper

Ik vind het tevens een goede keuze om in ruime mate persoonlijke verhalen van mensen die daadwerkelijk in de kampen gewerkt hebben. Dit maakt duidelijker dat het leven tijdens de bezetting niet meeviel dan een algemeen, abstract verhaal. Het is ook dapper van de families van wie archiefmateriaal in het boek is opgenomen, dat zij toestemming gegeven hebben voor het publiceren van de brieven, dagboekfragmenten en herinneringen die tot hun familie behoren.

Versluierde structuur

Schrijftechnisch gezien is er wel het een en ander op het boek aan te merken. Zo ontbeert het boek een duidelijke structuur. Of liever gezegd, de structuur schemert wel door de hoofdstukindeling heen, maar wordt tegelijkertijd enigszins aan het oog onttrokken door verschillende onvolkomenheden. Palmbergen springt meerdere malen van de hak op de tak, slaat soms ineens een zijweg in met zijn verhaal en vervalt op diverse plekken in het boek in herhaling.
Ook foto’s staan niet altijd op logische plaatsen. Zo staat op één van de eerste pagina’s van het boek een aantal foto’s waar, volgens het onderschrift, Ruud Hoppes op staat. Wie deze man was en waarom hij zo belangrijk is voor het verhaal dat Palmbergen hem aan het begin van het boek direct ten tonele voert, wordt echter niet duidelijk.

Het levensverhaal van deze jongeman, en vooral het feit dat hij rond 1942 het gevoel had, tussen “twee kwaden” te moeten kiezen, lezen wij namelijk pas op pagina 128. Op zich maakt het verhaal van Ruud Hoppes goed duidelijk wat “onderduiken bij de bezetter” betekende, en is het een duidelijk voorbeeld van het “grijze gebied” dat zich tijdens de bezetting tussen “goed” en “fout” gedrag ontvouwde. Maar Palmbergen had de foto’s waar Hoppes opstaat wellicht beter bij dit hoofdstuk kunnen plaatsen dan aan het begin van het boek.

Hoofdstuktitels

Daarnaast dekken sommige hoofdstuktitels niet de hele lading van de betreffende hoofdstukken. Om een voorbeeld te geven: het eerste hoofdstuk gaat volgens de titel over de werkverschaffingskampen die in Nederland bestonden gedurende de jaren ‘20 en ‘30. Bij lezing blijkt dit hoofdstuk echter ook het ontstaan van de Nederlandse Arbeidsdienst te behandelen, en geeft het een, zij het, beperkt, overzicht van de geschiedenis van het onderduiken gedurende de Duitse bezetting.

Soms zijn de hoofdstuktitels simpelweg te vaag. Zo gaat hoofdstuk 11 volgens de titel over een “hij’ die leidinggevende werd. Dit roept onmiddellijk de vraag op wie deze “hij” dan is. Een antwoord op deze vraag krijgen we nauwelijks: Palmbergen vertelt ons in het hoofdstuk alleen dat het hier gaat om “een jongeman” die in 1943 zijn Gymnasiumdiploma haalde. Dat Palmbergen de naam verzwijgt en de hoofdpersoon van het hoofdstuk alleen als een “hij” aanduidt, leest niet prettig.

NAD versus de arbeidsinzet

Tot slot zou het prettig zijn geweest, zeker voor lezers die niet zo goed zijn ingevoerd in de geschiedenis van de Nederlandse Arbeidsdienst, als Palmbergen sommige sub onderwerpen duidelijk had geïntroduceerd of van een context had voorzien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bespreking van de “arbeidsinzet”. De (gedwongen) deelname van Nederlandse mannen aan de arbeidsinzet komt in het boek meerdere malen ter sprake, onder andere wanneer Palmbergen de individuele gevallen bespreekt waarin jongemannen het gevoel hadden, “klem te zitten” tussen twee kwaden: zich aanmelden voor de NAD of de Arbeidsinzet.

Zeker omdat de namen “arbeidsinzet” en “Nederlandse Arbeidsdienst” op elkaar leken, maar het hier om twee verschillende zaken ging, was het nuttig geweest als Palmbergen, al was het maar in een alinea, had uitgelegd wat de arbeidsinzet precies inhield, namelijk een poging van de Duitsers om voldoende mankracht te vinden ten einde de Duitse economie draaiend te houden. Aangezien de meeste Duitse mannen als militair dienden, wendde Duitsland zich voor zijn arbeidskrachten vooral tot de bezette gebieden, waaronder Nederland. Het ging hier voor een niet gering gedeelte om het vinden van arbeiders voor het vervaardigen van oorlogsammunitie. Aanvankelijk was de toetreding tot de arbeidsinzet vrijwillig, maar omdat maar heel weinig Nederlanders gehoor gaven aan de Duitse propaganda op dit terrein, ging Seyss-Inquart begin 1942 over op dwang.

Deze schrijftechnische onvolkomenheden maken dat het boek soms wat moeizaam leest. Tegelijkertijd hanteert Palmbergen wel een vlotte schrijfstijl. Dit komt de toegankelijkheid van zijn boek weer ten goede.

Over de auteur

P.H. (Pieter) Palmbergen woont in Drenthe en werkt als ZZP-er. Het boek Onderduiken bij de bezetter. Overleven was al verzet in de 2e Wereldoorlog. Arbeidsdienstkampen in Sellingen, Ter Apel & Ommen heeft hij geschreven vanuit zijn interesse in de Tweede Wereldoorlog en omdat hij via zijn uitgebreide netwerk veel archiefmateriaal over het leven in de arbeidskampen in handen kreeg.
Naast Onderduiken bij de bezetter heeft Palmbergen ook een serie Christelijke boeken (Volg het kompas in de hand van God) en gedichtenbundels geschreven. De royalty’s en provisies van Palmbergs boeken gaan naar de Food for Free foundation.

Onderduiken bij de bezetter, waar te koop?

Onderduiken bij de bezetter is o.a. te koop bij Bol.com voor 25 euro.

Lees ook:

Lees jij wel vaker oorlogsboeken over onderduiken?